zondag 18 januari 2009

Bergman (1921-2009)


Op de dood van de Haagse voornaamloze dichter Bergman geattendeerd door het Artistiek Bureau, bedacht Kortsluiting-Groningen zich dat hij [wordt nu de zin minder afstandelijk hernomen:] bedacht ik mij dat ik een bundel van de verscheiden poëet in de kast had staan. Mezelf lovend voor mijn alfabetisch op schrijver ingedeelde boekenkast, greep ik meteen raak: het in de reeks “De Boekvink” uitgegeven bundeltje Kamerbreed (Em. Querido’s Uitgeverij B.V., Amsterdam 1977). Aangeschaft juni ’81, zo staat rechtsbovenaan op de Franse titelpagina vermeld. De bundel herlezen, na bijna achtentwintig jaar. En aangenaam verrast door de nuchtere toon en de onopgesmukte woorden. Zoals bijvoorbeeld in het slotgedicht van de bundel (p. 40):

de maan schijnt over het water
wat doet het er toe
nu jij geen sjoege
en de kroeg geen krediet geeft

Ach ja, de zwarte romantiek – fijn leesvoer. Ik kan me helemaal vinden in de blurb van C. Buddingh’ (over de bundel De inhoud van het oppervlak) die op het achterplat van Kamerbreed werd afgedrukt: “zijn beste gedichten kenmerken zich door een frappante kwasi-nonchalance die verkwikkend aandoet naast veel zwaarwichtig hedendaags gesteun en opgeschroefd gejeremieer.”
Uit Kamerbreed (p. 32):

wat weet ik van de dood
hij komt
zo goed en kwaad
nog niet
hij komt
eer het te laat is
en altijd te vroeg

Bergman (pseudoniem van Aart Kok) is 87 jaar geworden.
De herlezing van mijn enige Bergmanbundel deed me besluiten om over te gaan tot de aanschaf van meer van zijn dichtwerk. En zo is het bewijs geleverd: er is lezen na de dood.

Geen opmerkingen: