vrijdag 16 januari 2009

Tweelingen (geen astrologie)


Dit deel van mijn leeservaringen 2009 heeft even op zich laten wachten, maar ja: Kortsluiten is niet mijn enige bezigheid. Zo zit ik ook nog de halve week te bellen voor de baas – ‘Goedemorgen/-middag/-navond/-nacht, UMC Groningen’ – en is er mijn reguliere schrijfarbeid waarover het volgende goede nieuws te melden valt: na een overleg met mijn uitgever, staat het verschijnen van de volgende twee boeken vast: een bloemlezing concrete en visuele poëzie (ziet waarschijnlijk het licht vlak voor of op de gedichtendag in januari 2010) en een roman (waarvoor een plaatsje vrijgehouden wordt in de voorjaarsaanbieding 2010).

Gauw terug naar Schiermonnikoog nu, waar ik de midweek besloot met het lezen van Graa BoomsmaDubbelspoor. Tweelingen in de 20ste en 21ste eeuw (Nieuw Amsterdam, Amsterdam 2007). Interessant en onderhoudend boek, waarin de geschiedenis van de afgelopen eeuw wordt behandeld aan de hand van de levensgeschiedenissen van negen tweelingparen. Boomsma kiest ervoor, in navolging van de Britse (marxistische) historicus Hobsbawm, de twintigste eeuw te laten beginnen bij de Eerste Wereldoorlog. Dubbelspoor eindigt in het heden, met een portret van de enge en helaas machtige Poolse tweeling Jaroslaw en Lech Kaczyński. Door de persoonlijke geschiedenissen van de broeder- en zusterparen te koppelen aan de “grote” geschiedenis, slaagt Boomsma erin je de geschiedenis te laten voelen, komt de eeuw je dicht op de huid. Dat “voelen van de geschiedenis” is sowieso het aantrekkelijke van het genre der (politieke of sociale) biografie, dat gelukkig de laatste jaren aan een opmars bezig is in ons taalgebied. Ik raad dit boek van harte ter lezing aan, ook al laat Boomsma zich mijns inziens wel erg leiden door de individualistische tijdgeest waar hij kritiekloos partij kiest voor de invloed van nature (erfelijkheid) en die van nurture (opvoeding en omgeving) wel erg ondoordacht van tafel veegt: “Dat nature heerst over nurture is een inzicht dat al in proefschriften van voor de Tweede Wereldoorlog werd geformuleerd.” (p. 10) Waarschijnlijk wel inziend dat deze zin net zo waar is wanneer nature en nurture van plaats wisselen, waarmee precies het tegenovergestelde wordt beweerd – net zo nietszeggend overigens –, geeft Boomsma een toelichting in een noot:
“Harold Snieder toont in Genetische epidemiologie van risicofactoren voor hart- en vaatziekten. Een onderzoek bij tweelingen van middelbare leeftijd (1996) aan dat gemeenschappelijke omgevingsinvloeden nauwelijks van invloed zijn op risicofactoren voor hart- en vaatziekten, waardoor preventie zich slechts kan richten op gedrag (sport, voeding, roken, drinken).” (p. 231)
Veel te kort door de bocht, want: al dan niet sporten, gezond eten of regelmatig naar de snackbar gaan, roken en de onmatige consumptie van alcoholhoudende dranken – dit zijn allemaal zaken die voor een groot deel worden bepaald door sociale omgevingsfactoren.
Om misverstanden voor te zijn: ik beweer niet dat nurture bepalender is dan nature. Op basis van de huidige stand van onderzoek (voorzover ik als leek daarvan op de hoogte ben), lijkt mij vooralsnog een verdeling nature-nurture van fifty-fifty de meest houdbare stelling. Een dubbelspoor zeg maar.

Geen opmerkingen: