maandag 4 mei 2009

De Hoofdpersoon


Enkele dagen geleden kreeg de redactie van Kortsluiting het typoscript toegezonden van de roman De Hoofdpersoon, met het verzoek dat van commentaar te voorzien. De schrijfster, Laura Scheer-Oldeheuvel (een pseudoniem), is in het dagelijks leven werkzaam als psychiater. Ze is gespecialiseerd in de behandeling van bipolaire stoornissen (manisch-depressiviteit), waarop zij ook promoveerde. In de roman, die haar (fictie)debuut moet worden – en als het aan de Kortsluiting-redactie ligt, dan zal het boek zeker verschijnen – kruipt ze in het hoofd van een man, de ikpersoon die langzaam maar zeker krankzinnig wordt; hij ontwikkelt zich van hypomaan, via manisch tot lijdend aan wanen. Zelf ziet hij zijn omgeving langzaam gek worden, terwijl hij als enige normaal blijft. Scheer-Oldeheuvel weet het gegeven geloofwaardig en daardoor beklemmend neer te zetten: de lezer wordt meegesleept in de op zichzelf logische gedachtegangen van de ik. Met toestemming van de schrijfster publiceren wij hier (vol trots: dit is het eerste literaire proza van haar dat in de openbaarheid komt) een fragment uit het (zevende) hoofdstuk Telepathicus erectus:

Na afloop van het verjaardagsfeestelijk samenzijn op het terras, waar Clara zich onledig hield met wijnslempen, onderwijl de ene sigaret met de andere aanstekend (ik blijf het stoer vinden), stond Rosa erop dat ik Clara naar huis zou begeleiden – het was al donker, ze was dronken en ze woont in een bosrijke buurt. Zo gezegd, zo gedaan. Ik leverde haar veilig af en keerde huiswaarts.
Thuisgekomen trok ik een pilsje open en wilde ik even gezellig nakaarten met Rosa. Maar gezellig werd het allerminst, daar de volgende dialoog zich ontspon.
Rosa: ‘Waar was je nou opeens?’
‘Clara naar huis brengen. Op jouw verzoek.’
‘Maar ik ken helemaal geen Clara. Je lijkt wel gek! Wat is er toch met je?’
Ze drong erop aan dat ik hulp ga zoeken, zei dat zij wel een afspraak zou maken. Ik op mijn beurt verklaarde haar voor gek. Ze keek bezorgd en ook verdrietig toen ze me welterusten kuste, waarna ze zich naar bed begaf.
Ik zette mij achter de computer, de kop vol vragen, en dronken typte ik:
“Dit gedoe met Clara, is dit nou mijn midlifecrisis? Mezelf nog één keer willen bewijzen dat ik lichamelijk aantrekkelijk ben? Nog één keer, al is het maar een weekend, willen vlammen, seksueel? Wel mooi dat in mijn geval het verlangen zich richt op een leeftijdgenote in plaats van op een jonge blom – zoveel realiteitszin heb ik dus blijkbaar nog wel. Maar dat is dan ook het enige, verder ben ik natuurlijk volstrekt waanzinnig bezig.
“Maar waarom ontkent Rosa het bestaan van mijn Droomvrouw? Is dat uit zelfbescherming (er is niets aan de hand, want Clara bestaat niet); is ze gek van jaloezie? Of is Clara inderdaad een hersenschim, een droomgestalte, een zinnelijke waan in mijn kop? Rosa’s negaties beginnen duidelijk vat te krijgen op mijn denken. Waardoor ik mij afvraag: ben ik gek van geilheid of verlangen? Dat klinkt heel romantisch, is hoe dan ook vreselijk: ik verlies de controle. Niet ik ben de baas over mijn leven, maar mijn leven wordt geregeerd door mijn verlangen naar het wellicht niet eens bestaande lijf van Clara. Niks romantisch aan. Niks aan – letterlijk gek van geilheid.”

Geen opmerkingen: