vrijdag 3 december 2010

Literaire Trotski Quiz (48)


Jeemig, die was moeilijk, nummertje 47. Niet één inzending. Geen enkele poging. Kennen onze lezers de klassieken dan zo slecht? Of vonden ze het te voor de hand liggend en werd er daarom niet gereageerd? Wij denken het laatste. Voor de enkeling die het wel moeilijk vond: de juiste oplossing was Menno ter Braak – ‘Waarom niet driehonderd pagina’s?’ [Over: Albert HelmanWaarom Niet]. In: Verzameld werk. Deel 5 (G.A. van Oorschot, Amsterdam 1949), pp. 96-97.
De volgende opgave dan maar. Vrij ondoenlijk, vrezen wij.
Eerst de vragen:
1. welke literator schreef onderstaande regels; en
2. aan welke oorspronkelijk Nederlandstalige roman werd deze passage ontleend?
Vervolgens het citaat:

Toen de ochtend doelloos overging in de middag ben ik opgestaan. Op mijn sokken sloop ik nog één keer door haar woning. Geruisloos tilde ik hier en daar een voorwerp op: een boek, een krant, een blaadje papier, een kledingstuk. Ik opende haar tas, op zoek, maar op zoek naar wat? Een teken? Een antwoord? Misschien wel alleen maar een foto, denk ik nu. Maar mensen hebben weinig foto’s van zichzelf en degene die ze hebben bewaren ze in diepe laden. Uit gewoonte bleef ik voor haar boekenkast staan en liet, zoals ik dat altijd en overal doe, mijn blik langs de titels gaan. Het was een verzameling als ve;le andere die ik had gezien. Een aantal klassiekers, een plankje recente titels die veel publiciteit hadden gekregen, een plukje kinderboeken en een groepje beduimelde Engelse pockets die de sporen droegen van vliegvelden, treinreizen en dagen aan zee. De onderste plank van de kast werd in beslag genomen door een gehavende en ordeloze stapel syllabi en een rijtje studieboeken die lang geleden voor het laatst van hun plek waren gehaald. Op een gegeven moment werd mijn aandacht getrokken door een vijftal boeken dat ouder dan de andere leek. Ik liet me door mijn knieën zakken, schoof het eerste deel van zijn plaatst in de rij en sloeg het open, wat de band deed kraken van protest. ‘Geschiedenis der Russische Revolutie’, zo las ik. Het was een vertaling van Trotski’s werk uit 1936 van de hand van Johan Valkhoff. Het was niet het binnenwerk dat mij interesseerde, laat staan de inhoud. Het ging mij om de rug, dat uit vijf kloeke ruggen gemetselde muurtje. Ik herkende ze, tenminste, dat dacht ik. Had ik ze ooit ergens op een plank zien staan? Ik schoof jet boek terug op zijn plaats en staarde een tijdlang naar die bruinleren rechthoek. Ik wist bijna zeker dat ik ze eerder had gezien. Bij ons thuis? In onze van boeken gespeende huiskamer? In het zomerhuisje van mijn tante en oom? Of bij hen thuis, het huis waaraan ik geen enkele herinnering heb, waarvan ik niet weet of ik er ooit ben geweest, of zelfs maar waar het stond of staat?

Geen opmerkingen: